Hoofdstuk 4: Organisatie van de bedrijfshulpverlening

Table of Contents

Bijlage(n)

Definities

Bedrijfsnoodplan:
Het geheel van maatregelen met als doel om in geval van een calamiteit, ongeval of incident zoveel mogelijk persoonlijk letsel te voorkomen en materiële schade te beperken.

Veiligheidsketen:
Het geheel van genomen proactieve, preventieve en repressieve maatregelen ter bevordering van veilig werken inclusief het Bedrijfsnoodplan (BNP). (zie figuur 4.)

BHV-organisatie:
Een onderdeel van het BNP is de bedrijfshulpverleningsorganisatie (BHV-organisatie). Dit is een organisatie van adequaat opgeleide en periodiek getrainde functionarissen (BHV’ers) die door hun handelen een noodsituatie voorkomen of indammen en de nadelige gevolgen hiervan beperken of bestrijden.

Restrisico
Het risico van een ongewenste gebeurtenis dat resteert na het nemen van alle maatregelen om de ongewenste gebeurtenis te voorkomen resp. de gevolgen daarvan te beperken.

Risico:
De kans dat een potentieel gevaar resulteert in een daadwerkelijk incident en de ernst van het letsel of de schade die dit tot gevolg heeft (= Kans * Effect).

RI&E:
De risico-inventarisatie is een lijst met veiligheids- en gezondheidsrisico’s van werknemers in de onderneming. Onderdeel van de RI&E is het plan van aanpak waarin de maatregelen, die de werkgever moet nemen om de geïnventariseerde risico’s te elimineren, te beperken of beheersbaar te maken. Het doel van een RI&E is het verkrijgen van algemeen inzicht in veiligheids- en gezondheidsrisico’s’ binnen de onderneming en beheersen.

1. Inleiding

Uiteraard wordt zorg gegeven aan goede huisvesting, betrouwbare installaties en apparatuur, veilige en gezonde arbeidsomstandigheden waarbij uitgangspunt is dat iedereen zo veilig mogelijk werkt door het nemen van de nodige veiligheidsmaatregelen. Ondanks dit veilig werken zijn niet alle risico’s uit te sluiten. We noemen dit de ‘restrisico’s’. Hierdoor blijven in de praktijk incidenten, ongevallen of calamiteiten helaas mogelijk. Het doel van een Bedrijfsnoodplan (BNP) is om in geval van een calamiteit, ongeval of incident zoveel mogelijk persoonlijk letsel te voorkomen en materiële schade te beperken. Het geheel van veilig werken en het BNP noemt men een veiligheidsketen (zie figuur 4).

Het BNP richt zich dus op het voorkomen en bestrijden van gebeurtenissen als brand, vrijkomen van schadelijke stoffen, persoonlijk letsel door ongevallen tijdens het werk en onheil van buiten (externe veiligheid). Een onderdeel van het BNP is de bedrijfshulpverleningsorganisatie (BHV-organisatie). Dit is een organisatie van adequaat opgeleide en periodiek getrainde functionarissen (BHV’ers) welke door hun handelen een noodsituatie voorkomen of indammen en de nadelige gevolgen hiervan beperken of bestrijden.

Vanwege het dynamische karakter van de BHV-organisatie wordt in dit hoofdstuk de BHV-organisatie apart behandeld van het BNP. De evaluatiefase is een belangrijk onderdeel voor verbetering van het BNP. Ook hier worden aanwijzigen voor gegeven. Voor de Bronaanpak en Preventieve maatregelen wordt verwezen naar de hoofdstukken van de desbetreffende risicogebieden.

Figuur 4: Veiligheidsketen

  1. Bronaanpak (proactie). Bij het ontwikkelen van nieuwe projecten wordt veiligheid meegenomen. Ook bij inkoop van apparatuur of andere voorzieningen wordt gekeken naar veilige en ergonomische aspecten.
  2. Preventie. Bij de bedrijfsactiviteiten worden maatregelen genomen om zo veilig en gezond mogelijk te werken. Niet alle risico’s kunnen worden voorkomen. Voor de ‘restrisico’s’ wordt een Bedrijfsnoodplan opgezet.
  3. Het BNP (preparatie, repressie en nazorg). Voorzieningen worden getroffen om in geval van een calamiteit, ongeval of incident de gevolgen te beperken, o.a. door de inzet van BHV’ers.
  4. Evaluatie. Een rapportage van het ongeval of incident geeft de oorzaken aan waarmee zowel de bronaanpak, de preventiemaatregelen als de fasen uit het BNP geëvalueerd en eventueel verbeterd worden.

2. Risico’s

Als de risico’s in kaart gebracht zijn (RI&E) en de risico’s zo goed mogelijk worden beheerst (middels het uitvoeren van het Plan van Aanpak) kunnen de niet te voorkomen risico’s (restrisico’s) aanleiding geven tot een drietal situaties: een ongeval, een brand en een acuut gevaar, waarbij ontruiming van de gebouwen noodzakelijk is. Dit kan zijn vanwege een interne oorzaak, zoals een lekkende gasfles of een ongelukje met gevaarlijke stoffen. Het kan ook gevolg zijn van een van buiten komend onheil waarop wij geen invloed kunnen uitoefenen, bijvoorbeeld: een gifwolk, een bommelding, een natuurramp o.i.d. Van een aantal van de te verwachten restrisico’s worden ‘maatgevende scenario’s1 opgesteld.

1. Met ‘maatgevende scenario’ wordt bedoeld een zo reëel mogelijk beschreven gebeurtenis en hoe de Bedrijfshulpverlening zou kunnen optreden om schade te beperken.

3. Oplossingen

Het nauwgezet opvolgen van de instructies uit het BNP en de aanwijzingen van de BHV dragen bij tot een georganiseerd verloop van handelingen. Met als enig doel: het beschermen van mensen, het beperken van schade en het indammen en beheersen van de gevolgen van een incident.
Het geheel van de BHV-organisatie, het BNP, voorlichting en onderricht aan BHV’ers en medewerkers dient te worden opgezet en actueel te worden gehouden.

Opzet BHV-organisatie
Bij de opzet hiervan verdient het de voorkeur hierin ook enige gezaghebbende sleutelfunctionarissen uit de organisatie op te nemen. Dit betekent dat de gebruikelijke deskundigheid, bevoegdheden en plaats in de organisatie van diverse functionarissen van nature bijdraagt aan het voorkomen van een noodsituatie. Vervolgens is vanwege spreiding van de bedrijfshulpverleners over de organisatie een verhoogde alertheid en adequaat handelen te verwachten
De samenstelling en omvang van de BHV-organisatie wordt gebaseerd op de de omvang van de risico’s (zie RI&E), de aard van de werkzaamheden, de omvang van de organisatie en de huisvesting. het inrichten van een BHV-organisatie is maatwerk.
Bij het bepalen van de omvang van de BHV-organisatie moet eveneens rekening worden gehouden met een verplicht minimum aantal aanwezige BHV’ers tijdens bedrijfsuren. Dit betekent dat de aantallen moeten zijn afgestemd op de mogelijke afwezigheid van leden van de BHV-organisatie.

Verantwoordelijkheden en taken
De directeur2:

  • is verantwoordelijk voor een adequate BHV-organisatie;
  • is verantwoordelijk voor het schriftelijk aanwijzen van de BHV’ers;
  • zorgt voor een schriftelijk bedrijfsnoodplan;
  • zorgt voor de financiële middelen die nodig zijn om het bedrijfsnoodplan te kunnen uitvoeren;
  • zorgt in het kader van de nazorg voor professionele opvang van BHV’ers en overige betrokkenen na een (traumatisch) incident.

Het hoofd BHV:

  • bewaakt namens de directeur de kwaliteit en inzetbaarheid van de BHV’ers;
  • coördineert de inzet en oefeningen van de interne bedrijfshulpverlening;
  • informeert de directeur ten aanzien van nazorg voor BHV’ers en overige betrokkenen;
  • actualiseert en documenteert het bedrijfsnoodplan.

De preventiemedewerker
ondersteunt de werkgevers bij het uitvoeren van het realiseren van een gezonde en veilige werkomgeving met o.a. als doel om ongevallen te voorkomen en het beperken van gezondheidsrisico’s. De volgende wettelijke taken zijn vastgelegd voor de preventiemedewerker:
1. (mede) opstellen en uitvoeren van de RI&E
2. adviseren en samenwerken met ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging over de te nemen maatregelen voor een goed arbeidsomstandighedenbeleid
3. (mee)helpen uitvoeren van deze maatregelen.

De arbo- en milieucoördinator:

  • registreert, als onderdeel van zijn takenpakket, namens de directeur en in samenwerking met het hoofd BHV schriftelijk de incidenten en (bijna) ongevallen;
  • rapporteert dit aan de directeur.

De BHV’ers:

  • reageren en handelen op ongevallen, ontruimingen, branden zoals vastgelegd in het BHV-plan;
  • trainen jaarlijks de vaardigheden zoals vastgelegd in het BHV-plan.

De minimale taken van de BHV-er zijn volgens de Arbowet, artikel 15:

  • Het verlenen van eerste hulp bij ongevallen.
  • Het beperken en het bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen.
  • Het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of inrichting.

Bedrijfsnoodplan
In het BNP staan de technische en organisatorische voorzorgen om bij een calamiteit de schade zo laag mogelijk te kunnen houden. Zie figuur 5. De onderwerpen die minimaal in het BNP moeten voorkomen staan in bijlage 1 van dit hoofdstuk. Het BNP wordt schriftelijk vastgelegd en periodiek getoetst door het houden van oefeningen.

Figuur 5: Inhoud bedrijfsnoodplan

Bij het opstellen van het BNP wordt rekening gehouden met:

    • de (rest) risico’s van de werkzaamheden en de beschreven ‘maatgevende scenario’s’ (vastgelegd in de RI&E:
    • het aantal aanwezigen, inclusief eventuele “niet-zelfredzame personen”;
    • de inrichting van het gebouw;
    • de ligging en omgeving van het gebouw;
    • de mogelijkheden en opkomst externe hulpverlening;
    • aanwezigheid andere bedrijven;
    • aanwezige deskundigheid;
    • bijzondere omstandigheden, zoals evenementen.

Het BNP bevat ook uitgewerkte procedures voor noodscenario’s.

Opleiding en oefeningen

  • BHV’ers hebben een geldig BHV-diploma, eventueel aangevuld met een opleiding voor het specifieke risicogebied van de werkomgeving. De RI&E is hiervoor leidend. Voorbeelden van aanvullende opleidingen zijn: ademluchtbescherming en kennis van EHBO voor incidenten met gevaarlijke stoffen of elektriciteit;
  • EHBO’ers hebben een geldig EHBO-diploma. Een EHBO wordt altijd gecombineerd met een basis-BHV-opleiding;
  • De ademluchtdragers (gidsen voor de brandweer) zijn aanwezig indien noodzakelijk en vallen onder ‘werk onder overdruk’. Zij moeten medisch goedgekeurd zijn en trainen onder gekwalificeerde leiding minimaal 1x per jaar, afhankelijk van de risico’s;
  • Ontruimingsoefeningen worden periodiek gehouden, echter zo vaak als nodig is om de BHV’ers hun taak naar behoren te vervullen. Op basis van de maatgevende scenario’s (zie onder Risico’s) wordt de frequentie bepaald. De geoefendheid van de BHV-organisatie wordt in de scenario’s meegenomen.
  • De oefeningen worden geëvalueerd en aan de hand hiervan wordt de oefenfrequentie bijgesteld.

Voorlichting en instructie voor medewerkers

  • (Nieuwe) medewerkers worden (periodiek) geïnformeerd over het alarm, de ontruimingsprocedures en de vluchtmogelijkheden in het gebouw;
  • Zij weten wie de BHV’ers en EHBO’ers in hun werkomgeving zijn;
  • Medewerkers werken mee aan de ontruimingsoefeningen;
  • Per ruimte of afdeling is er een calamiteiten-instructiekaart waarop staat wat de medewerker moet doen ingeval van een calamiteit (noodprocedure, vluchtroute, alarmtelefoonnummers).

Evaluatie
Na een calamiteit wordt een rapport opgemaakt waarin opgenomen:

  • de feitelijke gebeurtenissen;
  • eventuele gewonden;
  • overige betrokkenen;
  • wijze van nazorg;
  • analyse en conclusies van de calamiteit en repressie;
  • verbeteringsvoorstellen voor zowel preventie als repressie.

Audit
Jaarlijks worden de procedures en voorzieningen van het BNP gecontroleerd. Deze controle kan worden uitgevoerd door het hoofd BHV bijgestaan door de lokale arbo- en milieucoördinator. Zie hiervoor de checklist in bijlage 2 van dit hoofdstuk.

2 Sluit een ongevallenverzekering af voor BHV’ers en EHBO’ers.

4. Wet- en regelgeving, normen en literatuur Nederlandse richtlijnen

Arbo-wet
• Artikel 3, 1e lid onder e: Verplichting maatregelen voor eerste hulp bij ongevallen en brandbestrijding.
• Artikel 15 Uitwerking maatregelen voor eerste hulp bij ongevallen en brandbestrijding.
• Artikel 15a Wijze van ongevalrapportage en lijst van arbeidsongevallen.
Arbobesluit
Hoofdstuk 3 (Inrichting Arbeidsplaatsen) § 3. Voorzieningen in noodsituaties
• Artikel 3.6. Vluchtwegen en nooduitgangen
• Artikel 3.7. Veilig gebruik van vluchtwegen en nooduitgangen
• Artikel 3.8. Brandmelding en brandbestrijding
• Artikel 3.9. Noodverlichting
Hoofdstuk 3 (Inrichting Arbeidsplaatsen) § 5. Ontspanningsruimten en andere voorzieningen
• Artikel 3.25. Eerstehulpposten
Hoofdstuk 4 (Gevaarlijke stoffen) § 4 Maatregelen bij specifieke omstandigheden
• Artikel 4.7  Maatregelen bij ongewilde gebeurtenissen
Hoofdstuk 4 (Gevaarlijke stoffen) Afdeling 9. Biologische agentia §3. Maatregelen met betrekking tot de blootstelling
• Artikel 4.87a  Voorkomen of beperken van blootstelling, regel 3g.
Gebruiksbesluit
De voorschriften van dit besluit hebben betrekking op het brandveilig gebruik van bouwwerken en op de brandveiligheid van de opslag van brandbare niet-milieugevaarlijke stoffen. Het gaat over materiële en procedurele voorschriften, afgestemd op het Bouwbesluit: beheer, controle en onderhoud van installaties, bereikbaarheid brandweer, gebruik ruimten met het oog op vluchtmogelijkheid, vluchtrouteaanduidingen etc. Verschillende NEN-normen worden in dit besluit wettelijk.
Bouwbesluit
Hierin staan bouwtechnische voorschriften betreffende veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Belangrijk voor de brandveiligheid zijn de voorschriften voor brand- en rookcompartimenten, gebruikte materialen, eisen voor vluchtroutes en nooduitgangen.

Normen
• NEN 4000: 2008 Bedrijfshulpverlening
• NEN 1414:2007 nl Symbolen ontruimingsplattegronden
• NEN 2559:2001/A2:2004 nl: Onderhoud van draagbare blustoestellen
• NEN 6088:2002 nl, Brandveiligheid van gebouwen – Vluchtwegaanduiding –
Eigenschappen en bepalingsmethoden
• NEN 8112:2010 nl,  Leidraad voor ontruimingsplannen voor gebouwen
• NEN 4000: 2008 nl, Bedrijfshulpverlening
• NEN-EN 1838:1999 nl, Toegepaste verlichtingstechniek – Noodverlichting
• NEN  2535:1997 Brandveiligheid van gebouwen, brandmeldinstallaties,
systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen. (Deze is vervangen
door NEN 2535:2007
• NEN 2654. 1993 Brandmeldinstallates – Eisen voor het beheer, de controle
en het onderhoud. (Deze NEN norm is vervangen door 2654-1: 2002 en
2654-2: 2004)

Literatuur

  1. Zelfredzaamheid bij brand, brochure NIFV: Informatie en adveis over vluchtgedrag van mensen bij calamiteiten.
  2. AI-10 Bedrijfshulpverlening en noodorganisatie
  3. AI-47 Organisatie van de eerste hulpverlening op de werkvloer
  4. Brandveilige gebouwen, wegzijzers regels en normen. Praktijkgids, NEN uitgave
Ga naar de inhoud