Hoofdstuk 6 – Duurzame inzetbaarheid

Table of Contents

Duurzame inzetbaarheid algemeen

Het is belangrijk dat alle werknemers gedurende hun hele loopbaan en daarmee in verschillende fases van hun leven het werk dat zij doen op een gekwalificeerde en gemotiveerde manier kunnen doen. Voor de werknemer is professionele en persoonlijke ontwikkeling en opleiding essentieel om aantrekkelijk te blijven voor de huidige en een eventuele toekomstige werkgever. Daarnaast is ontwikkeling een voorwaarde om het werk leuk en uitdagend te houden. De werknemer neemt de verantwoordelijkheid voor de eigen ontwikkeling en inzetbaarheid en mag daarbij rekenen op ondersteuning en faciliteiten van de werkgever. Een goede balans tussen werk en privé helpt daarbij.
Afhankelijk van individuele omstandigheden (‘levensfase’) is er soms behoefte aan meer tijd voor privé. Voor het tijdelijk of meer langdurig aanpassen van de werktijd of het deeltijdpercentage zijn er in de cao regelingen opgenomen. Daarnaast kent de cao vormen van buitengewoon verlof voor specifieke gebeurtenissen.

Opleiding en professionele ontwikkeling

Artikel 6.1 Algemeen

Professionele ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid is van belang voor zowel werkgever als werknemer. Het jaarlijkse budget voor professionele ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid is minimaal 2% van de loonsom. In hun Sociaal Jaarverslag doen de werkgevers verslag over de middelen die voor het stimuleren van de ontwikkeling van hun werknemers in het verslagjaar zijn ingezet.

Artikel 6.2 Scholing

  1. De werknemer heeft het recht op en de verplichting tot scholing.
  2. Scholing wordt onderscheiden in twee soorten, te weten:
    a. scholing in het kader van een goede uitoefening van de huidige of (aanwijsbaar) toekomstige functie in de eigen organisatie waarvoor volledig studieverlof verleend en de studiekosten volledig worden vergoed;
    b. scholing in het kader van vergroten van inzetbaarheid van de werknemer in de eigen organisatie dan wel elders waarvoor in de regel 50% studieverlof wordt verleend en de studiekosten voor 50% worden vergoed. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken indien in de afweging van het belang van de medewerker en het belang van de werkgever bij de scholing een ander percentage meer passend is. Ook kan worden geschoven tussen het percentage studieverlof en het percentage studiekosten. Als deze scholing plaatsvindt in het belang van de organisatie, wordt volledig studieverlof verleend en worden studiekosten voor 100% vergoed.

Artikel 6.3 Procedure scholing

  1. Jaarlijks maken werkgever en werknemer een afspraak over de benodigde en gewenste scholing. Deze afspraak kan worden gemaakt in het kader van een functionerings- of beoordelingsgesprek, dan wel op enig ander moment.
  2. Zowel werkgever als werknemer kunnen een voorstel doen tot het volgen van scholing.
  3. Er wordt gestreefd naar overeenstemming, maar als deze niet wordt bereikt, kan de werkgever:
    – een verplichting opleggen, voor zover het scholing betreft als bedoeld in artikel 6.2 lid 2 sub a;
    – besluiten de scholing/de vergoeding niet toe te kennen.
  4. De werkgever stelt een klachtenprocedure vast.

Artikel 6.4 Professionele Ontwikkeling

  1. Jaarlijks maken werknemer en werkgever afspraken over de benodigde en gewenste professionele ontwikkeling van de werknemer binnen dan wel buiten de organisatie. Het gesprek over de professionele ontwikkeling van de werknemer kan worden gecombineerd met de beoordeling.
  2. Afspraken over de investering in tijd en geld overeenkomstig artikel 6.2 worden schriftelijk vastgelegd.
  3. De werknemer heeft eenmaal per vijf jaar recht op een professioneel loopbaanadvies.

Artikel 6.5 Loopbaanplaatsing

  1. De werknemer kan naar aanleiding van de ontwikkelingsafspraken een loopbaanplaatsing afspreken waarbij de afspraken over doel, termijn, begeleiding en beoordeling als ook het vervolg vooraf schriftelijk worden vastgelegd.
  2. Het doel van de loopbaanplaatsing is het opdoen van specifieke ervaring door het uitoefenen van een andere functie of het verrichten van andere werkzaamheden.
  3. De loopbaanplaatsing duurt maximaal twee jaar.
  4. Tenzij de omvang van het leerelement in het functioneren naar het oordeel van de werkgever daartoe aanleiding geeft, heeft de werknemer recht op het aan de functie verbonden salaris.
  5. De werknemer heeft na afloop recht op een gelijkwaardige functie als direct voorafgaand aan de start van de loopbaanplaatsing.
  6. De werknemer heeft na afloop recht op het salaris dat zou zijn uitbetaald zonder loopbaanplaatsing.

Artikel 6.6 Mijn keuze stap

  1. In het kader van de afspraken die worden gemaakt over de professionele ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid van de werknemer kunnen werkgever en werknemer overeenkomen dat de werknemer, passend bij de levensfase en ontwikkelingsfase waarin de werknemer zich bevindt, een functie gaat vervullen die op een lager functieniveau is gewaardeerd dan het voor de werknemer geldende functieniveau. In dat geval gaat voor de werknemer de salarisschaal gelden die overeenkomt met het lagere functieniveau.
  2. Wanneer de werknemer op een functie wordt geplaatst met een lagere salarisschaal dan de voor de werknemer geldende schaal dan wordt de werknemer op het moment van plaatsing, in vergelijking met het geldende salaris, ingeschaald in de gelijke trede van de lagere salarisschaal of bij het ontbreken daarvan de dichtstbijzijnde trede van de lagere salarisschaal.
  3. Indien het aldus vastgestelde salaris lager is dan het geldende salaris van de werknemer dan wordt het verschil in salaris in vijf jaar afgebouwd. Na het vijfde jaar vervalt de afbouw van het salarisverschil.
    a. Het eerste jaar ontvangt de werknemer 100% van het verschil,
    b. het tweede jaar 80%,
    c. het derde jaar 60%
    d. het vierde jaar 40%
    e. het vijfde jaar 20%.
  4. De werknemer die binnen tien jaar voorafgaand aan de AOW-leeftijd vrijwillig, met toestemming van de werkgever, kiest voor deze keuze stap, kan gebruikmaken van de mogelijkheid die het ABP biedt om zijn pensioenopbouw te continueren op het niveau van het salaris behorend bij de oude functie.

Artikel 6.7 Nadere regels

De werkgever kan nadere regels stellen voor de uitvoering van het bepaalde in artikel 6.1 tot en met 6.6.

Artikel 6.8 Beoordeling

De werkgever stelt in overleg met de ondernemingsraad een regeling vast over de wijze waarop het functioneren van de werknemer en de professionele ontwikkeling wordt gemonitord en ondersteund.

Aanpassing van werkzaamheden

Artikel 6.9 Regeling Generatieplan

De werknemer die vijf jaar of korter is verwijderd van zijn AOW-leeftijd kan aan de Regeling Generatieplan. Op grond van deze regeling wordt deze werknemer buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend. De Regeling Generatieplan is integraal opgenomen in bijlage 5 van deze cao.

Artikel 6.10 Regeling vervroegd uittreden (RVU) tot 31 december 2025

De werkgever en werknemer kunnen indien daar aanleiding toe is individueel (maatwerk)afspraken maken voor een RVU om gezond en vitaal de AOW-gerechtigde leeftijd te behalen met inachtneming van de toepasselijke (fiscale) regelgeving. Een dergelijke afspraak kan worden gemaakt binnen drie jaar voor de AOW-datum.

Tijdelijke vermindering van werktijd

  1. Voor een tijdelijke vermindering van de werktijd kan gedurende maximaal vijf jaar verlof worden gespaard in AVOM. Dit betekent dat per jaar 178 uur en in totaal 890 uur verlof kan worden gespaard. Vooraf dient te worden vastgelegd wanneer dit verlof wordt opgenomen. Door tijdelijke vermindering van de werktijd via het inzetten van verlof verandert de omvang van het dienstverband en het salaris niet. Details staan in artikel 4.7 van de regeling AVOM in bijlage 3 van de cao.
  2. Naast sparen voor verlof heeft de werknemer de mogelijkheid om onbetaald verlof op te nemen. Werknemer en werkgever maken afspraken te maken over de werkzaamheden en het eventueel overdragen van werk. Bij onbetaald verlof wijzigt de omvang van het dienstverband niet. De pensioenopbouw wordt ongewijzigd voortgezet, waarbij werknemersdeel en het werkgeversdeel van de pensioenpremie voor rekening van de werknemer komen. Details staan in cao-artikel 5.7.
  3. De werknemer kan tijdelijk of langdurig in deeltijd gaan werken vanwege verandering in het werk of de privésituatie, Een verzoek om deeltijdarbeid wordt in principe gehonoreerd. Zie hiervoor cao-artikel 1.6.
  4. In de weekvariant vakantie (zie cao-artikel 5.2) kan de werknemer een vast aantal uren per week vakantieverlof opnemen volgens een vast patroon per week of cluster van weken. De keuze geldt voor het hele kalenderjaar.

Pensioen

De ABP-pensioenregeling biedt de werknemer de mogelijkheid om vanaf de leeftijd van 60 jaar met pensioen te gaan. Zie ook cao-artikel 7.1. en de informatie op de mijn.ABP.nl. De werknemer kan volledig met pensioen gaan, maar pensioen in deeltijd voor één of enkele dagen per week is ook mogelijk. Gebruik maken van de Regeling Generatieplan (cao-artikel 6.9) in combinatie met deeltijdpensioen voor de dagen dat de werknemer minder gaat werken is bijvoorbeeld mogelijk.

Gericht verlof voor specifieke redenen

De cao kent voor enkele omstandigheden gerichte verlofmogelijkheden. Het gaat om betaald zwangerschaps- en bevallingsverlof en geboorteverlof, betaald ouderschapsverlof en betaald zorgverlof voor de verzorging van een zieke naaste.

Zwangerschaps- en bevallingsverlof en geboorteverlof
De zwangere werknemer heeft in verband met de zwangerschap en bevalling aanspraak op bezoldigd zwangerschaps- en bevallingsverlof van maximaal zestien weken. Dit verlof wordt verlengd tot maximaal zestien weken, voor zover het zwangerschapsverlof.
Na de bevalling van de partner heeft de werknemer recht op vijf weken na de geboorte van het kind. Dit verlof is onbezoldigd. Details staan ​​in cao-artikel 5.12.

Ouderschapsverlof
Als (pleeg) ouder of adoptieouder van een kind dat nog geen acht jaar is kan de werknemer gedurende zes maanden ouderschapsverlof nemen. De cao regelt dat over drie van deze zes maanden het salaris en eventuele toelagen voor 55% worden doorbetaald als het betreffende kind jonger is dan vier jaar. Het ouderschapsverlof kan aaneengesloten worden opgenomen, maar ook over een langere periode worden verspreid, bijvoorbeeld één dag per week. Het ouderschapsverlof kan in drie perioden worden opgesplitst. Op verzoek van de werknemer kan het ouderschapsverlof worden opgesplitst in tien hoogste zes perioden van minimaal één maand. Details staan ​​in cao-artikelen 5.13 tot en met 5.16.

Zorgverlof
Voor verzorging van een zieke naaste wordt maximaal twee weken betaald verlof gegeven. Dit verlof kan onbetaald worden verlengd. Als er sprake is van levensbedreigende ziekte is het betaalde zorgverlof acht weken, waarvan vier weken volledig betaald en vier weken voor 50% betaald. Zorgverlof kan onbetaald worden verlengd als de situatie daarom vraagt. Details staan ​​cao-artikel 5.11.

Ga naar de inhoud