Hoofdstuk 10 – Overige afspraken tussen cao-partijen

Table of Contents

Artikel 10.1 Werkervaringsplaatsen

  1. De werkgever kan aan een persoon die géén dan wel maximaal twee jaar relevante werk- en of onderzoekservaring heeft en die werkloos is, dan wel om werkloosheid te voorkomen een baan heeft die ver afstaat van de opleidingsachtergrond, op verzoek van de betreffende persoon een werkervaringsplaats aanbieden voor de duur van maximaal één jaar.
  2. Werkervaringsplaatsen zijn geen reguliere arbeidsplaatsen en mogen deze ook niet verdringen.
  3. Degene die op een werkervaringsplaats wordt geplaatst ontvangt daarvoor geen salaris. Wel worden op declaratiebasis onkosten vergoed die betrekking hebben op de werkervaringsactiviteiten. Onder onkosten worden ook begrepen de reiskosten van en naar de werkervaringsplaats.
  4. De met betrekking tot de werkervaringsplaats gemaakte afspraken, waaronder begrepen de duur, de urenomvang, de te verrichten activiteiten en de te vergoeden onkosten, worden vastgelegd in een werkervaringsovereenkomst.
  5. De cao en aanverwante interne regelgeving is, met uitzondering van dit artikel, artikel 1.5.4, artikel 1.5.8, artikel 1.5.9 en artikel 1.8 niet op werkervaringsovereenkomsten van toepassing.
  6. Indien de persoon werkloos is en een WW- of aanverwante uitkering heeft, is toestemming van de uitkerende instantie vereist om voor een werkervaringsplaats in aanmerking te komen.

Artikel 10.2 Participatiewet bij organisatieaanpassing of reorganisatie

In geval van organisatieaanpassingen of reorganisaties behouden werknemers uit de doelgroepen van de Participatiewet in alle gevallen een functie of takenpakket van vergelijkbare aard en omvang. Deze werknemers kunnen in de situatie van organisatieaanpassing of reorganisatie niet worden ontslagen vanwege het vervallen van de functie.

Artikel 10.3 Functiecontracten

  1. Werkgever en werknemer kunnen met  wederzijds goedvinden een functiecontract afsluiten. Een functiecontract bestaat uit schriftelijke resultaatgerichte afspraken, gemaakt binnen de door de werkgever vastgestelde omvang van het dienstverband. De werknemer draagt zelf de verantwoordelijkheid om invulling te geven aan vakantie en de arbeids- en rusttijden.
  2. Het functiecontract kan alleen worden overeengekomen met werknemers vanaf schaal 14.
  3. Bij het werken op basis  van een functiecontract moeten de wettelijke vakantie-uren daadwerkelijk per kalenderjaar zijn opgenomen en worden de bovenwettelijke vakantie-uren aan het eind van het kalenderjaar geacht te zijn opgenomen.
  4. De op tijd gebaseerde arbeidsvoorwaardelijke cao-artikelen, waaronder AVOM, kunnen buiten werking worden gesteld.
  5. In geval van onvoorziene omstandigheden treden werkgever en werknemer in overleg over het al dan niet continueren van het functiecontract. Bij continuering van het functiecontract worden de resultaatgerichte afspraken indien nodig herzien dan wel worden er nieuwe afspraken gemaakt.

Artikel 10.4 Arbeidsmarktmiddelen

De huidige middelen die de minister van OCW voor arbeidsmarktbeleid voor de OI-sector beschikbaar stelt, worden nadat zij zijn toegevoegd aan de lumpsum van de instellingen onverkort ter beschikking gesteld aan SoFoKleS.

Artikel 10.5 ZAOI en BWOI

Naast de cao hebben partijen afspraken vastgelegd in de “Regeling Ziekte en Arbeidsongeschiktheid personeel OnderzoekInstellingen” (ZAOI) en de “Bovenwettelijke regeling Werkloosheid personeel OnderzoekInstellingen” (BWOI). Deze regelingen zijn van toepassing op werknemers waarop de Cao-OI van toepassing is.[6] Deze regelingen zijn te raadplegen op www.wvoi.nl.

Artikel 10.6 Rouwverlof

Om op een passende wijze te voorzien in de behoefte van werknemers die een naaste verliezen wordt er in aanvulling op cao-artikel 5.8 lid 1a door de werkgevers in afstemming met de medezeggenschap een leidraad rouwverlof opgesteld voor werkgevers en werknemers. De leidraad beschrijft de mogelijkheden van het rouwverlof binnen de kaders van in de cao al bestaande verlofbepalingen. Daarbij wordt rekening gehouden met de specifieke situatie van de betrokken werknemer en wordt coulant omgegaan met de aanvraag van dit verlof in het belang van een goede opvang van de rouwende werknemer met als doel een veilige en gezonde terugkeer op de werkplek. Werknemers krijgen recht op één week betaald rouwverlof aansluitend aan de begrafenis of crematie van een naaste in de eerste en tweede graad.

Artikel 10.7 Regelingen op werkgeversniveau

In het overleg met de (C)OR zullen waar nodig de bestaande regelingen in overeenstemming worden gebracht met de bepalingen van de Cao-OI.

Artikel 10.8 Experimenteerartikel van 1-7-2023 tot en met 30 juni 2026: Verlof voor transitieproces

  1. Een werknemer die in een transitietraject vanwege genderincongruentie is of gaat heeft gedurende het dienstverband met de werkgever over een periode van 3 jaar recht op maximaal 12 weken transitieverlof met behoud van salaris voor de benodigde medische en niet-medische behandelingen en eventuele hersteltijd zonder zich ziek te hoeven melden. Een uitzondering hierop is als er een medische behandeling plaatsvindt (bv chirurgische ingreep) met als gevolg dat de werknemer arbeidsbeperkingen heeft. Dit valt onder ziekteverlof.
  2. De werknemer kan het maximum aan transitieverlof in delen opnemen.
  3. De werknemer meldt het opnemen van het transitieverlof schriftelijk bij de werkgever ten minste acht weken voor ingang van het verlof, onder opgave van de omvang van het verlof, de vermoedelijke duur van het verlof, vergezeld van een verklaring van een geregistreerde behandelend arts, tijdstip van ingang en wanneer van toepassing de spreiding van de uren over de week. Indien dit niet mogelijk is meldt de werknemer het opnemen van het verlof zo spoedig mogelijk.
  4. De werkgever willigt het verzoek om opname van het transitieverlof in principe in.\
  5. Na tweeëneenhalf jaar evalueren cao-partijen het gebruik en de toepassing van dit cao-experimenteerartikel.
Ga naar de inhoud