Hoofdstuk 5 – Vakantie en verlof

Table of Contents

Artikel 5.1 Vakantie

  1. De werknemer met een volledige arbeidsduur (38 uur) en een volledige werkweek (40 uur) heeft per kalenderjaar recht op 338 uur vakantieverlof met behoud van bezoldiging. Het vakantieverlof is opgebouwd uit 160 wettelijke uren en 178 bovenwettelijke uren. Voor  werknemers met een deeltijd-dienstverband geldt het vakantieverlof naar rato, naar boven  afgerond op hele uren.
  2. De werknemer die een deel van het kalenderjaar in dienst is, heeft recht op vakantieverlof  in een verhouding tot dat gedeelte van het jaar, naar boven afgerond op hele uren.
  3. De werkgever kan nadere regels stellen voor de uitvoering van dit artikel.

Artikel 5.2 Opname vakantieverlof

  1. In de weekvariant kan de werknemer een vast aantal uren per week vakantieverlof opnemen volgens een vast patroon per week of cluster van weken [4]. De keuze geldt voor het hele kalenderjaar.
  2. De werkgever kan van het verzoek van de werknemer afwijken bij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.
  3. Bij ziekte/arbeidsongeschiktheid worden de vakantie-uren die op basis van de weekvariant zijn ingeroosterd niet afgeboekt.

Artikel 5.3 Opname vakantieverlof

  1. Het vakantieverlof dient in principe te worden opgenomen in het kalenderjaar waarin het wordt toegekend.
  2. Van het vakantieverlof wordt door een werknemer met een volledige arbeidsduur en volledige werkweek, in de regel ten minste 130 vakantie-uren per kalenderjaar opgenomen, inclusief de collectieve bedrijfssluitingsdagen als bedoeld in artikel 4.2 lid 5.
  3. De werkgever stelt zoveel mogelijk rekening houdend met de wensen van de werknemer de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vast. Per jaar wordt ten minste twee weken aaneengesloten vakantieverlof opgenomen dan wel op verzoek van de werknemer tweemaal een week.
  4. De werkgever kan bij gewichtige redenen de aan de werknemer verleende toestemming intrekken, zowel voor als tijdens de vakantie. Indien de werknemer ten gevolge hiervan financiële schade lijdt, wordt deze hem vergoed.
  5. Aan het eind van enig kalenderjaar resteren bij een volledig dienstverband in de regel nooit meer dan tachtig vakantie-uren, te vermeerderen met de vakantie-uren waaraan op basis van AVOM (bijlage 3) een toekomstige bestemming is gegeven.
  6. De werkgever stelt na overleg met de werknemer in het eerstvolgende kalenderjaar de tijdstippen van aanvang en einde van vakantie vast van de vakantie-uren die het maximum als bedoeld in lid 5 overschrijden.

Artikel 5.4 Verval en verjaring vakantie-uren

  1. De aanspraak op de jaarlijkse wettelijke vakantie-vervalt zes maanden na de laatste  dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven, tenzij de werknemer tot aan  dat moment redelijkerwijs niet in staat is deze vakantie-uren op te nemen.
  2. De aanspraak op de 178 bovenwettelijke vakantie-uren per jaar verjaart vijf jaar na de  laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan.
  3. De werkgever heeft de bevoegdheid om af te zien van de vervaltermijn van zes maanden zoals bedoeld in lid 1.

Artikel 5.5. Vakantieverlof en einde dienstverband

  1. Voor het einde van het dienstverband dienen de vakantie-uren waarop nog aanspraak kan worden gemaakt, te zijn opgenomen. In een vroegtijdig stadium zullen tussen werkgever en werknemer afspraken worden gemaakt.
  2. Indien het vanwege bedrijfsorganisatorische redenen niet mogelijk is om de resterende vakantie-uren  voor het einde van het dienstverband op te nemen heeft een werknemer voor ieder resterend vakantie-uur recht op een vergoeding ten bedrage van de bezoldiging per  uur inclusief vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering.
  3. Indien de werknemer op de dag van het einde van het dienstverband te veel vakantie-uren heeft opgenomen, is de werknemer voor ieder uur te veel opgenomen vakantie een bedrag verschuldigd ten bedrage van de bezoldiging per uur inclusief vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering.

Artikel 5.6 Vakantieverlof bij ziekte en/of arbeidsongeschiktheid

  1. Tijdens ziekte en/of arbeidsongeschiktheid bouwt de werknemer gedurende de eerste drie maanden van ziekte en arbeidsongeschiktheid wettelijke en bovenwettelijke vakantie-uren op.
  2. Na drie maanden ziekte en/of arbeidsongeschiktheid bouwt de werknemer uitsluitend wettelijke vakantie-uren op.
  3. Na drie maanden gedeeltelijke ziekte en/of arbeidsongeschiktheid bouwt de werknemer tevens bovenwettelijke vakantie-uren op over uitsluitend de feitelijk gewerkte uren.
  4. Opname van vakantie-uren tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid is mogelijk volgens de geldende regelgeving.

Artikel 5.7 Buitengewoon verlof algemeen

  1. Buitengewoon verlof is onbezoldigd verlof van korte of lange duur. In de artikelen 5.8 tot en met 5.17 staat in welke gevallen de werknemer wel recht heeft op (gedeeltelijk) behoud van bezoldiging. Voorts kan de werkgever buitengewoon verlof verlenen, al dan niet met behoud van bezoldiging, in alle gevallen waarin de werkgever daartoe aanleiding aanwezig acht.
  2. Buitengewoon verlof wordt toegekend op basis van een tijdig en gemotiveerd schriftelijk verzoek van de werknemer.
  3. De werknemer heeft recht op buitengewoon verlof van lange duur zonder behoud van bezoldiging, tenzij zwaarwegende bedrijfseconomische redenen of dienstbelangen zich hiertegen verzetten.
  4. Buitengewoon verlof van lange duur gaat in na aanvaarding door de werknemer van dat verlof met de eventueel daaraan verbonden voorwaarden. Deze voorwaarden, de wijze van bezoldiging inclusief de financiering van het werkgevers- en werknemersdeel van de pensioenpremie, het al dan niet opnemen van vakantie en overige afspraken, worden schriftelijk vastgelegd.
  5. In geval van onbezoldigd verlof op grond van dit artikel komt bij eventuele voortzetting van pensioenopbouw de volledige pensioenpremie (inclusief het werkgeversdeel) voor rekening van de werknemer.
  6. Bij vervulling van een functie bij een andere werkgever kan buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging, inclusief terugkeergarantie, worden toegekend voor maximaal een jaar.

Artikel 5.8 Buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging

  1. Aan de werknemer wordt buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend:
    a. bij overlijden van bloed- of aanverwanten in de eerste graad: vier dagen; bij overlijden van bloed- of aanverwanten in de tweede graad: twee dagen. Indien de werknemer wordt belast met de uitvaart wordt dit aantal verhoogd tot vier dagen;
    b. bij bevalling van de partner: een dag;
    c. na de bevalling van de partner: éénmaal het aantal werkuren per week geboorteverlof (of kraamverlof), op te nemen binnen vier weken vanaf de eerste dag dat het kind feitelijk op hetzelfde adres als de ouder woont;
    d. bij een pleegkind zoals gedefinieerd in de Wet op de jeugdzorg: zes weken, op te nemen binnen 26 weken na feitelijke opname van het kind in het gezin;
    e. bij adoptie: zes weken, op te nemen binnen 26 weken te rekenen vanaf vier weken voorafgaand aan de feitelijke opname van het kind in het gezin;
    f. voor de voldoen van het kiesrecht en het voldoen aan een wettelijke verplichting, voor zover dit niet buiten werktijd kan plaatsvinden;
    g. voor een bezoek aan een erkend (para) medicus, voor zover dit niet buiten werktijd kan plaatsvinden;
    h. voor de advies van een persoon als bedoeld in artikel 5.11 lid 1 in verband met een spoedeisend, onvoorzien of redelijkerwijs niet buiten de werktijd te plannen arts-
    of ziekenhuisbezoek;
    i. bij een onvoorzienbare situatie die vergt dat de werknemer, zonder dat uitstel mogelijk is, preventieve maatregelen: maximaal veertig uur per jaar (niet aaneengesloten). Indien dit
    maximum wordt overschreden, heeft de werknemer voor ieder extra uur calamiteitenverlof aanspraak op 70% van zijn bezoldiging.
  2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt aan het varend personeel van NIOZ  het buitengewoon verlof op een later tijdstip toegekend, indien het dienstbelang dit vereist is.

Artikel 5.9 Buitengewoon verlof voor activiteiten van werknemersorganisaties

  1. Aan de werknemer zal, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet, buitengewoon verlof  met behoud van bezoldiging worden verleend:
    a. voor het bijwonen van vergaderingen van een werknemersorganisatie, mits de werknemer hieraan deelneemt als bestuurslid van deze organisatie dan wel als afgevaardigde of bestuurslid van een onderdeel daarvan: maximaal 120 uur per jaar;
    b. indien de werknemer is aangewezen om bestuurlijke en / of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen een werknemersorganisatie c.q. binnen de organisatie van de werkgever, die bepaalde strekken de doelstelling van de organisatie te ondersteunen: maximaal 208 uur per jaar;
    c. voor het, op uitnodiging van een werknemersorganisatie, als cursist aan een cursus: maximaal 48 uur per twee jaar.
  2. Indien de werknemer lid is van een hoofdbestuur van een werknemersorganisatie is het  totaal aan verlof als bedoeld in lid 1 maximaal 320 uur per jaar. In overige gevallen is het  maximum 240 uur per jaar.
  3. Aan de werknemer benoemd tot bezoldigd bestuurder van een werknemersorganisatie als  bedoeld in artikel 1.1 definitie 27 van een centrale van een internationale werknemers organisatie, kan voor ten hoogste twee jaar buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging worden verleend.

Artikel 5.10 Maatschappelijk verlof

  1. Op verzoek van de werknemer wordt maatschappelijk verlof verleend.
  2. Maatschappelijk verlof wordt verleend voor het werken voor een vrijwilligersorganisatie.
  3. Een vrijwilligersorganisatie is een organisatie die werkzaam is in de maatschappelijke of culturele sector en van wie de werkzaamheden voor een groot deel door vrijwilligers (dus in beginsel onbetaald) worden uitgevoerd. Een vrijwilligersorganisatie is (onderdeel van) een stichting of vereniging zonder winstoogmerk.
  4. Dit maatschappelijk verlof bedraagt maximaal twee dagen per jaar waarvan één dag bezoldigd en één dag onbezoldigd of met opneming van verlofuren.

Artikel 5.11 Zorgverlof

  1. De werknemer heeft naar rato van de omvang van het dienstverband recht op verlof voor de noodzakelijke verzorging van een zieke:
    – partner;
    – bloedverwant in de 1e graad ((adoptie)ouder, (adoptie)kind);
    – bloedverwant in de 2e graad (grootouder, kleinkind, broer, zus);
    – persoon die deel uitmaakt van het huishouden van de werknemer;
    – persoon met wie de werknemer anderszins een andere sociale relatie heeft, voor zover de te verlenen verzorging rechtstreeks voortvloeit uit die relatie en redelijkerwijs door de werknemer moet worden verleend.
  2. De omvang van het kortdurend zorgverlof  bij ziekte bedraagt maximaal tien werkdagen per kalenderjaar met behoud van bezoldiging.
  3. De omvang van het langdurend zorgverlof bij levensbedreigende ziekte bedraagt maximaal zes weken per situatie waarvan vier weken met behoud van de volledige bezoldiging en twee weken met behoud van 50% van de bezoldiging. Op verzoek van de werknemer kan dit verlof worden verlengd. De werkgever bepaalt de duur van het verlengde zorgverlof en eventuele aanvullende voorwaarden.
  4. Bij verlengd langdurend zorgverlof heeft de werknemer recht op:
    – minimaal 50% van zijn bezoldiging tijdens de eerste twee weken van verlenging. Verdere verlenging van het zorgverlof is in beginsel onbezoldigd;
    – volledige opbouw van pensioen- en sociale zekerheidsaanspraken;
    – het opnemen van vakantie om het onbezoldigd deel te compenseren;
    – het opnemen van vakantie, aansluitend aan het verlengde zorgverlof.
    De werkgever staat de werknemer toe aansluitend aan het verlengde zorgverlof vakantieverlof op te nemen.
  5. De omvang van het langdurend zorgverlof bij de noodzakelijke verzorging van een persoon als bedoeld in lid 1, die ziek of hulpbehoevend is bedraagt maximaal zes weken per situatie zonder behoud van bezoldiging.
  6. De werknemer kan onbetaald verlof opnemen voor het verlenen van mantelzorg. Per 12 maanden heeft de werknemer recht op maximaal 4 keer het aantal uren dat de werknemer per week werkt. In overleg met de werkgever kan de werknemer de vakantie-uren spreiden. De pensioenpremie wordt tijdens dit verlof volledig doorbetaald met inachtneming van de normale verdeling van de premie tussen werkgever en werknemer.
  7. In geval van onbetaald zorgverlof blijft de verschuldigde pensioenpremie gebaseerd op de voor aanvang van het zorgverlof geldende arbeidsduur. De volledige pensioenpremie (inclusief het werkgeversdeel) komt voor rekening van de werknemer.
  8. Het verzoek om verlof als bedoeld in dit artikel kan worden geweigerd dan wel ingetrokken in geval van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.
  9. De werkgever kan van de werknemer verlangen dat deze aannemelijk maakt dat de verzorging van de naaste als bedoeld in het eerste lid wegens ziekte dan wel levensbedreigende ziekte noodzakelijk is.

Artikel 5.12 Zwangerschaps- en bevallingsverlof

  1. De bevallende werknemer heeft in verband met de bevalling aanspraak op bezoldigd  zwangerschaps- en bevallingsverlof van maximaal zestien weken.
  2. Het recht op zwangerschapsverlof vanaf zes weken voor de dag na een vermoedelijke  datum van bevalling, zoals aangegeven in een aan de werkgever overlegde schriftelijke  verklaring van een arts of een verloskundige, tot en met de dag van de bevalling. Dit verlof  vangt uiterlijk vier weken aanbieding aan deze datum aan.
  3. Het bevallingsverlof bedraagt ​​tien weken ingaande op de dag na de bevalling. De werk nemer kan dit verlof spreiden conform een ​​verzoek op grond van de Wet arbeid en zorg.
  4. Dit verlof wordt verlengd tot maximaal zestien weken, voor zover het zwangerschapsverlof vroeg aan de vermoedelijke datum van bevalling, om andere redenen dan  wegens ziekte minder bedragen dan zes weken.

Artikel 5.13 Ouderschapsverlof algemeen

  1. De werknemer komt voor ieder kind eenmaal in aanmerking voor ouderschapsverlof. Hij kan daartoe de werkgever verzoeken om:
    – de feitelijke werkweek met de helft terug te brengen gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf maanden;
    – zijn feitelijke werkweek met een geringer dan wel groter aantal uren per week terug te brengen, waarbij de maximale verlofperiode naar evenredigheid wordt verlengd dan wel bekort.
  2. Het ouderschapsverlof kan worden opgesplitst in drie perioden.
  3. Op verzoek van de werknemer kan het ouderschapsverlof worden opgesplitst in ten hoogste zes perioden van minimaal één maand.
  4. De werkgever stelt, in overeenstemming met de werknemer, het werktijdenschema vast. Op grond van zwaarwegende redenen van bedrijfs- en dienstbelangen kan de werkgever na overleg met de werknemer tot vier weken voor de aanvang van het verlof de spreiding van het verlof over de week wijzigen.
  5. Voorwaarde voor ouderschapsverlof is:
    – dat de werknemer de ouder of pleeg- of adoptieouder is van een kind dat de leeftijd van acht jaar nog niet heeft bereikt;
    – en minimaal twee maanden voor aanvang van het verlof een schriftelijk verzoek heeft ingediend.
  6. Vakantieverlof wordt uitsluitend opgebouwd over de feitelijke werkweek tijdens ouderschapsverlof.
  7. Ouderschapsverlof eindigt uiterlijk op de dag dat het kind acht jaar wordt.

Artikel 5.14 Aanpassingen van ouderschapsverlofafspraken

  1. De werkgever stemt in met een verzoek van de werknemer om het aangevraagde ouderschapsverlof niet op te nemen of niet  voort te zetten als gevolg van het opnemen van zwangerschaps-, bevallings- of adoptieverlof. De werkgever geeft binnen vier weken gevolg aan dit verzoek. In het geval dat het verlof niet wordt voortgezet, wordt het recht op het overige deel van het verlof opgeschort.
  2. De werkgever kan een verzoek om het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van  onvoorziene omstandigheden afwijzen indien een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zich hiertegen verzet. De werkgever geeft binnen vier weken gevolg aan het verzoek. In het geval dit verlof niet wordt voortgezet, vervalt het recht op het overige deel van het verlof.
  3. Indien het verlof op grond van artikel 5.13 lid 2 of 3 is opgesplitst, zijn lid 1 en lid 2 van dit artikel op iedere periode van toepassing.
  4. Een verzoek van de werknemer om het verlof voortijdig te beëindigen wordt ingewilligd, tenzij  zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten. Het hierdoor niet opgenomen verlof komt definitief te vervallen.

Artikel 5.15 Bezoldiging tijdens ouderschapsverlof

  1. De werknemer komt in aanmerking voor ouderschapsverlof met gedeeltelijk behoud van bezoldiging:
    – voor het kind dat de leeftijd van vier jaar nog niet heeft bereikt;
    – voor een periode van maximaal dertien maal de feitelijke werkweek;
    – indien de werknemer minimaal twee maanden voor aanvang van het ouderschapsverlof een schriftelijk verlofverzoek heeft ingediend.
  2. a. Vanaf 1 augustus 2022 wordt gedurende de in lid 1 bedoelde maximale periode 70% van de bezoldiging doorbetaald[5] over het ouderschapsverlof dat in het eerste levensjaar van het kind wordt opgenomen. Voor een eventueel na 1 augustus 2022 resterend deel van betaald ouderschapsverlof dat al voor 1 augustus 2022 is ingegaan geldt vanaf 1 augustus 2022 ook het percentage van 70% gedurende het eerste levensjaar van het kind.
    b. Over het ouderschapsverlof dat aanvangt in het eerste levensjaar en doorloopt in het tweede levensjaar of dat aanvangt in het tweede, derde of het vierde levensjaar van het kind, wordt met ingang van het tweede levensjaar gedurende de in lid 1 bedoelde maximale periode 55% van de bezoldiging doorbetaald.
  3. Bij opname van ouderschapsverlof blijft de verschuldigde pensioenpremie gebaseerd op de voor aanvang van het ouderschapsverlof geldende arbeidsduur:
    a. Bij betaald ouderschapsverlof blijft de bijdrage van de werkgever en de werknemer gebaseerd op de voor aanvang van het ouderschapsverlof geldende arbeidsduur.
    b. Bij onbetaald ouderschapsverlof komt de volledige pensioenpremie (inclusief het werkgeversdeel) voor rekening van de werknemer.

Artikel 5.16 Ouderschapsverlof en ziekte

  1. In geval van een aaneengesloten ziekteperiode van langer dan één kalendermaand, heeft de werknemer na het verstrijken van die maand, recht op opschorting van het ouderschapsverlof voor de duur van de ziekte.
  2. Tijdens de eerste ziektemaand blijft de hoogte van de bezoldiging gebaseerd op de aanspraak van de werknemer krachtens het ouderschapsverlof. In de ziektemaanden daarna wordt de bezoldiging weer gebaseerd op het oorspronkelijke salaris dat gold voor aanvang van het ouderschapsverlof.

Artikel 5.17 Aanvullend geboorteverlof

  1. Na de bevalling van de partner heeft de werknemer recht op vijf weken aanvullend geboorteverlof, op te nemen binnen zes maanden na de geboorte van het kind. Voorwaarde is dat de werknemer het geboorteverlof in artikel 5.8. lid 1 sub c cao-OI heeft opgenomen.
  2. Dit verlof is onbezoldigd. De werknemer kan hiervoor een uitkering van het UWV ontvangen. De uitkering van het UWV is 70% van het dagloon en maximaal 70% van het maximum dagloon UWV. De werkgever vult dit aan tot 100% van het loon.
  3. Het verlof dient in hele weken te worden aangevraagd. Op verzoek kan de werknemer het verlof over een langere periode dan vijf weken verspreiden.
  4. De pensioenpremie wordt doorbetaald op basis van volledig betaald verlof.
  5. De verlofopbouw loopt door alsof het betaald verlof betreft.
Ga naar de inhoud